Dichter(es): | ? |
Gedicht uit de 2e wereldoorlog. Heel lang, humoristisch. Het gaat om een opgave wat er allemaal in het dagelijkse leven niet meer te krijgen is. Ik dacht dat het in het Geuzenliedboek (na de oorlog uitgegeven) stond, maar nee. Eerste regels:
Geen pen meer om te schrijven
geen stijfsel om te stijven
Geen brood meer en geen krenten
Geen ouderwetse centen…
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Voor de jonge vrouwenclub
Geachte dames hier aanwezig,
ik heet u allen wellekom,
Deze winter wordt een taaie,
nu de proef eens op de som.
He, waarom zult u zoo zeggen,
immers, wat een grootte toer,
Om ons club in zee te sturen,
waarheen wenden wij ons roer?
Alles schaars voor ons clubje,
zooals garen, band, katoen,
Om van wol maar niet te spreken,
’tIs nu haast ook niet te doen.
Ja, er moet wat anders komen,
praatjes maken enzovoorts,
Zou de avond wat verkorten,
gaat u dus er mee akkoord?
Ieder moet maar wat verzinnen,
Zoo’n babbeltje is wellekom,
Ik zal deze keer beginnen,
en de avond gaat mooi om.
Ik ben aan de najaarsschoonmaak,
en dat doe ik met wat pech,
Want ik berg zoo vele dingen,
nu zoolang maar uit de weg.
Ik heb een groote kist genomen,
expres van de wal af laten komen,
Daar gaat eerst mijn theepot in.
dat is vast al een begin.
Dan mijn koffiekan met molen,
en mijn trommel voor de koek,
En een kachel, wegens kolen,
zet ik ook maar in de hoek.
Zoo ook oliestel en theemuts,
en mijn zeef voor bessensap,
Ook mijn tandebortel hangt mooi,
naast mijn puntje leerenlap.
En mijn spons, kan net twee watjes,
juist genoeg voor ieder oor,
Denk vooral van dezen winter,
om de tocht en koude hoor?
Suikerpot, die kan wel klein zijn,
eierklutser wel gemist,
Fruitschaal en de notenkraker,
kunnen ook wel in de kist.
Mottenkogels doen geen dienst meer,
eerst een welkome gast,
Want een kast met weinig kleeren,
is voor Mot een grootte last.
Ja die motten tegenwoordig,
hebben ook een harde strijd,
Ook voor hun is Vrede uitkomst,
voor die beestjes hoogsten tijd.
Verders zal ik gaan vertellen,
wat de dames moeten doen,
Smeer bij doorgelopen stappers,
wat cement zoo in uw schoen.
Dat is heus een reuze middel,
gegarandeerd op waterdicht,
Ga er niet te lang mee loopen,
want ze zijn niet ertg licht.
Ja ik ben nog niet zoo dom hoor,
als ik hier nu wel zoo lijk,
Op behelpen moet u weten,
heb ik nogal aardig kijk.
Ik schuur met zand mijn etenspannen,
En mijn koperwerk met asch,
Boen mijn wasgoed met een houtje,
waar voorheen nog haar op was.
Trots dit alles, beste dames,
maken wij weer een begin,
Leve onze Club, Hoera! en,
houdt de moed er maar wat in.
1942 Andries Roos
Dag Hanneke, helaas, dit is iets heel anders. Het ritme van het hele gedicht is hetzelfde als van die vier eerste zinnetjes. Toch bedankt voor je reactie! Jos
Hallo Jos bedoel je dit gedicht?
Response stopped
’t Gaat goed! Een gedicht over de Tweede Wereldoorlog.
Geen pen meer om te schrijven,
geen stijfsel om te stijven.
Geen brood meer en geen krenten.
Geen ouderwetse centen…
Het verleden fluistert zachtjes door de tijd,
verhalen van ontbering, van strijd en van spijt.
Geen inkt meer om woorden op papier te zetten,
slechts de echo’s van verloren levens, vergeten.
De stijfselkragen zijn gesteven en strak,
maar de harten van de mensen zijn gebroken, zwak.
Geen brood op de plank, geen warme maaltijd,
enkel de koude wind die door de straten glijdt.
Ouderwetse centen, eens zo waardevol,
nu enkel nog herinneringen aan een tijd die vervolgt.
De oorlog heeft haar sporen achtergelaten
in de harten van hen die het hebben doorstaan.
Maar ’t gaat goed, zeggen ze, met een glimlach op hun gezicht,
want ondanks alles, zijn ze hier nog, in het licht.
De pen mag dan ontbreken, de woorden zijn er nog,
gedragen door de wind, als een eeuwige zang.
En zo blijven ze vertellen, generatie op generatie,
over de dagen van oorlog, van verlies en frustratie.
Want hoewel de tijden veranderen, de herinneringen blijven
in het fluisteren van de wind, in de stilte van de straten.