Visser

Wil Karseboom - 30-01-2017


Type: versje

Het begint met:

Ik ging laatst uit vissen met mijn hengel aan de Vliet

Het is n schuin liedje








Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *



This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.


3 reacties

  1. Jan van der Zee

    Met deze reactie is een bijlage meegestuurd. SeniorPlaza stuurt deze per e-mail aan de betrokkenen:  0502-Er-zou-een-visser-296r.pdf

    Het gaat hier om een lied – zie in de bijlage.

    Er zou een visser uit vissen gaan

    1 Er zou een visscher uit visschen gaan,
    Met zijn vergouden snaren,
    En hij deed er zijn taschje op zij, )
    Met zijn visschers snaren daarbij. ) bis

    2 Wat zag hij van verre daar in het schijn?
    Een aardig lief meisje naderde mijn,
    Zij sprak hem zo vriendelijk aan, )
    Visscher, o visscher waar kom gij vandaan. ) bis

    3 Ik zit hier te visschen voor mijn plezier,
    Langs deze waterstromen,
    En het is er geleden een klein halfuur, )
    Toen ben ik hier pas gekomen. ) bis

    4 Het meisje dat sprak hem zo vriendelijk aan,
    Uw woorden die moet ik prijzen,
    Ga gij er met mij niet ver van hier )
    Zal ik u een slootje wijzen. ) bis

    5 Hij schoot er zijn dobber wel vijfmaal diep,
    Eer dat het meisje om hulpe riep,
    Zij sprak nog nooit zo een vis, )
    Die in mijn slootje gevangen is. ) bis

    6 Wat zag zij van verre, daar in het schijn?
    Een aardig lief mannetje naderen tot hem,
    Het meisje kroop in het moeras, )
    Toen zij zag dat het haar vader was. ) bis

    7 Hebt gij in mijn dochters slootje gevist,
    Zo moet gij haar eeuwig trouwen,
    En het slootje waar geen schoon water in is, )
    Dat zal je doen berouwen. ) bis

    8 `t Was negen maanden en een dag,
    Toen het meisje op haar kraambed lag,
    Och kindlief, stel u niet aan, )
    Ginder daar komt uw visser weer aan. ) bis

    Cor Swart
    W.A.Smit
    C.S. 47
    A. Kaale*
    Cd 1 Band 33a teller 231 Oostvoorne (andere tekst)
    Capella
    A. Kaale* couplet 5

  2. G.M. van Roon

    kapper knap de knappe kapper,
    knipte en kapte o zo knap
    maar de knecht van de knappe kapper
    knipt en kapt nog knapper
    dan de knappe kapper zelf knipt en kapt.