Personen:
Stien en Bram, beiden boerenmenschen.
Stien kan ook met goed gevolg door een heer voorgesteld worden.
Costuum:
Zooals op den titel aangegeven, kan echter bij gebreken daarvan
naar de omstandigheden gewijzigd worden.
Een paar klompen in plaats van schoenen, draagt veel bij tot het succes,
vooral ook met het oog op den dans na ieder refrein.
De dans kan men zoo mooi illustreren, als men zelf wil;
en eenvoudig zij hier echter aangegeven:
bij de eerste en tweede maat gaat men met de armen in de zijde
tegenover elkander staan en danst men op de maat der muziek,
waarbij de beenen niet al te zacht op de vloer behoeven te komen;
bij de derde en vierde maat precies evenzoo, doch dan rug aan rug;
bij de vijfde en zesde maat weer ’t zelfde als bij de eerste en tweede maat;
bij de zevende maat een flinke draai
om bij de achtste maat weer in positie te staan.
Hoewel de woorden hier in de gewoone spreektaal gedrukt zijn,
is het echter noodzakelijk dat deze naargelang van de plaats
waar ze voorgedragen worden
in plattelands-taal worden weergegeven.
Stien: Goeden avond, Dames en Heeren!
Bram: Hier is Stien en Bram van Monnikendam,
Stien: Als U ’t ons wil permiteeren,
Samen: Zullen wij vertellen wat ons overkwam.
Bram: Toen wij getrouwd waren zei ik tegen Stien,
Samen: Kom laten wij nu de wereld eens gaan zien.
Bram: “Top!” zei toen Sien; “Top!” zei toen Bram
Samen: En zoo vertrokken wij van Monnikendam.
Refrein:
Bram: Hier zie je Stien!
Stien: Daar zie je Bram,
Samen: Wij komen samen van Monnikendam.
Bram: Hier zie je Stien!
Stien: Daar zie je Bram,
Samen: Wij komen samen van Monnikendam.
DANS
Stien: ’t Eerste waar wij henen trokken,
Bram: Was naar ’t mooi, groote Amsterdam.
Stien: ‘k Zag daar dienders slaan met stokken,
Bram: ‘k Maakte gauw dat ik uit de voeten kwam.
Samen: Eerst maar naar ’t museum met knechts in livrei,
Wat een hoop prenten en snorrepijperij.
Stien: Toen naar ’t Panopticum!
Bram: Jongens dat was kras,
Samen: ’n Hoop Dooie menschen, maar ze zeiden: ’t was maar was.
Refrein (als hiervoor)
Stien: Om ons ’s avonds te amuseeren,
Bram: Gingen wij naar een Café-Chantant;
Stien: ‘r Waren dames aan ’t kwinkeleeren,
Bram: Half uitgekleed, ik werd er ak’lig van.
‘k Zei toen: kom Stien, kom laten wij op gaan staan.,
De menschen staan klaar om naar bed toe te gaan.
“Top!” zei Stien “Top!’ zei toen Bram,
Samen: ‘k Zag zooiets m’n leven niet in Monnikendam.
Refrein (als hiervoor)
Stien: ’t Was al efkens over tienen,
Bram: ‘k Zei: nu gaan we nog eens gauw naar “Kras”
Stien: ‘k Klopte aan, ze riepen: “binnen!”
Bram: Wat ’n menschen, krek of ’t bij ons marktdag was.
Hé! riep ik tegen zoo’n zwarte meneer,
Stien: Geef ons een drupske of tap je niet meer?
Bram: Twee glazen bier.
Stien: Vier mik met spek!
Samen: Maar een beetje gauw, want we hebben heel veel trek.
Refrein (als hiervoor)
Stien: Toen we Amsterdam verlieten,
Bram: Zijn we samen naar Den Haag gegaan.
Stien: Jongens wat een “Hoogen Pieten”,
Bram: ’t Was er juist parade in de Maliebaan.
Hé! riep ik tegen zoo’n lange Korporaal;
Is dat nou hier de Staten-Generaal?
Stien: Kerel ben je dom?
Hoe kom jij zoo stom?
Samen: Spreek er hier één, volgen honderd dáár krek andersom.
Refrein (als hiervoor)
Stien: ‘k Zei toen: “Bram het zou me lijken,
Als ‘k de Koningin nu eens kon zien”,
Bram: “Wel”, zei ‘k, ” jij moet goed kijken,
Want ik hoor al roepen: Leve Wilhelmien!
Kijk riep ik: Stien daar rijdt ze voorbij.”
Stien: Zag je dat wel? ze knikte tegen mij!
Bram: Wat een lief kind! ‘k Zag ze zoo klaar!
Samen: Krek als ze op de kwartjes staat, maar met veel mooier haar.
Refrein (als hiervoor)
Bram: Ik zei toen: Stien ’t zou me spijten
Als ik niet eens Rotterdam kon zien.
Stien: En ik ’n steen in de Maas kon smijten,
Want Rotterdammers zijn bekende liên,
Om het stenengooien daarbij.
Pas op daar gaat een Vlettersvriend voorbij.
Bram: Wat is ’t lief wijf?
Stien: ‘k Zag hem ’t is waar.
Samen: De Vletter was ’n volksvriend, dat bewees hij toen zoo klaar.
Refrein (als hiervoor)
Stien: Toen wij eind’lijk thuis gekomen
Bram: Stond alle man aan het station,
Stien: Iedereen had reeds vernomen,
Bram: Uit de krant: als dat de Koningin ons kon.
Samen: “Kijk”, riepen allen, “daar heb je Stien en Bram,
Die zijn geweest in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam.
Lang leve Stien! Lang leve Bram!
Jongens wat een eer is dat voor Monnikendam.”
Refrein:
Bram: En zoo kwam Stien,
Stien: En zoo kwam Bram,
Samen: Beiden weer thuis in Monnikendam.
Bram: En zoo kwam Stien,
Stien: En zoo kwam Bram,
Samen: Beiden weer thuis in Monnikendam.
Bis-Couplet
Bram: Monnikendam moet men kennen,
Het is een fraaie stad, op en top,
Stien: Aan de meisjes moet je wennen,
Zij zijn van rakem, van kop tot kop.
(zij maakt een beweging van slaan)
Samen: Komt g’ bezoeken Monnikendam,
Vraag dan het eerste naar Stien en Bram.
Bram: Kom met kermis,
Stien: Jongens wat een lol,
Samen: Dan gaat bij ons nog eens de hoofden op hol.
Refrein:
Stien: Nu groet u Stien,
Bram: Ook groet u Bram,
Samen: Het vrolijke spannetje van Monnikendam.
Stien: Nu groet u Stien,
Bram: Ook groet u Bram,
Samen: Het vrolijke spannetje van Monnikendam.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.