Jaren 1945-1950 – Hoofdstuk 6 – Het voedseltekort



In de naoorlogse jaren was er nog lang gebrek aan gevarieerd voedsel. Er heerste grote schaarste en veel levensmiddelen waren nog op de bon. Ook belangrijke vervoermiddelen zijn vlak na de oorlog trouwens uitsluitend via de distributie te krijgen. De overheid bepaalt wie ze het hardst nodig heeft. Gelukkig was de zeevisserij in staat om op grote schaal vis te vangen. Walvis was een welkome aanvulling in die tijd. Zowel het (vlees dat taai was) als de levertraan werden als gezond beschouwd. Welk kind herinnert zich niet de dagelijkse ‘verplichte’ lepel levertraan!!!!!

Veel kinderen zijn ernstig verzwakt als gevolg van de Hongerwinter en aangeslagen door de ellende die ze om zich heen hadden gezien. Talloze kinderen gaan naar gastgezinnen op het platteland om weer aan te sterken. Ook uit het buitenland komt hulp voor verzwakte kinderen. Meer dan 30.000 gastgezinnen uit Zweden, Denemarken, Engeland, Zwitserland en Frankrijk nemen Nederlandse kinderen voor enkele maanden in hun gezin op. De kinderen doen niet veel, maar genieten vooral van rust, regelmaat en reinheid. En eten, vooral veel eten. Voor velen is de reis van invloed op hun latere leven. Het idee om kinderen na de bevrijding naar het buitenland te sturen om aan te laten sterken, kwam van de minister van Sociale Zaken Jan van den Tempel.

Van den Tempel was minister van Sociale Zaken in het Kabinet – De Geer 2. In de meidagen van 1940 wist hij naar Engeland te ontkomen en gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij in Londen minister van Sociale Zaken in de kabinetten Gerbrandy 1 en 2.

Van den Tempel (1877-1955)

Wat er aan voor af ging !

Minister Van den Tempel wil iets doen voor de schrijnendste gevallen die hij na de bevrijding denkt aan te treffen. Hoe hij precies op het idee is gekomen, is niet helemaal na te gaan. In het archief van Jan van den Tempel zit een folder van de YPOC. Het Britse ontvangst comité voor ‘Young People from Occupied Countries’ (jonge mensen uit bezette landen), dat in 1942 is opgericht, heeft tot doel na de bevrijding de kinderen, die geleden hebben onder de Duitse bezetting, een aantal maanden in Groot-Brittannië op te nemen om te herstellen. Binnen een jaar zijn door heel Groot-Brittannië plaatselijke comités opgericht die gezinnen zoeken voor het onderbrengen van deze kinderen. Misschien heeft dit Van den Tempel op een idee gebracht. 

Het opnemen van buitenlandse kinderen, die slachtoffer zijn geworden van een oorlog, is voor Van den Tempel niet onbekend. Nederland had na de Eerste Wereldoorlog zelf veel Oostenrijkse en Hongaarse kinderen opgenomen. 

In maart 1943 heeft hij zijn plannen rond. In de ministerraad van 4 april 1943 ontvouwt Van den Tempel zijn plannen. Niet iedereen staat positief tegenover zijn plannen. Minister president Gerbrandy deelt mee dat koningin Wilhelmina niets voelt voor dergelijke initiatieven vanuit de regering en dat zij niet wil dat er geld beschikbaar wordt gesteld voor dit doel. Ze heeft wel veel sympathie voor het denkbeeld, maar vindt dat de initiatieven na de bevrijding op gang zullen moeten komen vanuit particuliere hoek. Daar moet ook het geld vandaan komen, vindt zij, met hooguit een aanvulling door de overheid. Wilhelmina vindt het plan te duur voor de overheid en on-Nederlands, omdat de Nederlanders hun kinderen niet ‘naar buiten’ sturen. 

Verder vindt zij dat dergelijke aangelegenheden na de bevrijding aan de Nederlanders zelf moeten worden overgelaten. Van den Tempel maakt duidelijk dat de voorbereidingen veel tijd zullen vergen en dat niet gewacht kan worden tot de bevrijding. Maar de koningin is niet onder indruk en blijft bij haar standpunt. Van den Tempel neemt het hoog op en schrijft een brief aan Gerbrandy waarin hij zijn twijfel uitspreekt of hij onder deze omstandigheden wel aan kan blijven als minister.

Kort daarop barst de bom. Van den Tempel wil de verantwoordelijkheid voor een aantal gebeurtenissen, waarbij hij vindt dat de koningin zich inlaat met zaken die tot de verantwoordelijkheid van een minister behoren, niet langer dragen. 

Minister Albarda van Financiën is het wel met Van den Tempel eens maar vindt een crisis in oorlogstijd niet gewenst. Van den Tempel heeft enige tijd later een nieuw gesprek met de koningin dat veel prettiger verloopt dan het vorige. Het onderwerp kinderuitzending komt niet meer voor op de agenda van de ministerraad en Van den Tempel gaat in stilte zijn gang. Van den Tempel vindt Paul Rijkens, directielid van Unilever en iemand met grote maatschappelijke kennis en organisatorische ervaring, bereid leiding te geven aan de Netherlands Government Children Committee of ”Regeringscomité voor kinderen”.

Rijkens (1888-1965)

Selectie-criteria!

Niet alle kinderen die op een of andere manier geleden hebben, kunnen op korte termijn worden uitgezonden. De gezamenlijke commissies hebben de artsen, die de kinderen moeten selecteren, regels gegeven. Uitgezonden mogen worden: – kinderen die door de oorlogsomstandigheden in meerdere mate hebben geleden, – kinderen die herstellend zijn van acute ziekten, – kinderen met ondervoeding, – kinderen met nerveuze verschijnselen als angst en slapeloosheid. Er is nog een voorwaarde waaraan de kinderen moeten voldoen. Zij mogen niet uit een gezin komen dat tijdens de oorlog ‘fout’ is geweest. Dat betekent dat vader niet aangesloten mag zijn geweest bij de NSB of bij het Arbeidsfront en dat hij de Winterhulp niet mag hebben ondersteund. Er is een aantal kinderen om die reden afgewezen, ook al hadden ook zij de uitzending dringend nodig.

Jaren 1945-1950 -...
Jaren 1945-1950 -...

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten